Baza wiedzy: Delegowanie w Europie

Brighton&Wood European Employment Lawyers & Advisors
www.brightonwood.com
Elysium Kadry i płace dla firm delegujących
www.elysium-europe.eu

VERORDENING (EG) Nr. 883/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 29 april 2004

betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

(Voor de EER en Zwitserland relevante tekst)

(extrait)

(…)

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening:

a) worden onder „werkzaamheden in loondienst” verstaan werk­zaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de socialezekerheids­wetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden ver­richt, of waar die gelijkgestelde situaties zich voordoen;

b) worden onder „werkzaamheden anders dan in loondienst” ver­staan werkzaamheden of daarmee gelijkgestelde situaties die als zodanig worden beschouwd voor de toepassing van de sociale­zekerheidswetgeving van de lidstaat waar die werkzaamheden worden verricht, of waar die gelijkgestelde situaties zich voor­doen;

c) wordt onder „verzekerde”, ten aanzien van de onder titel III, hoofdstukken 1 en 3, vallende takken van sociale zekerheid, verstaan iedere persoon die voldoet aan de voorwaarden die voor het recht op prestaties worden gesteld door de wetgeving van de uit hoofde van titel II bevoegde lidstaat, met inacht­neming van de bepalingen van deze verordening;

d) wordt onder „ambtenaar” verstaan de persoon die door de lidstaat waaronder de dienst waarbij hij werkzaam is, ressorteert, wordt beschouwd als ambtenaar of daarmee gelijkgestelde persoon;

e) wordt onder „bijzonder stelsel voor ambtenaren” verstaan elk stelsel van sociale zekerheid dat verschilt van het algemeen stel­sel van sociale zekerheid dat van toepassing is op werknemers in de betreffende lidstaat en waaraan alle, of bepaalde categorieën van, ambtenaren rechtstreeks onderworpen zijn;

f) wordt onder „grensarbeider” verstaan eenieder die werkzaamhe­den al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat maar die woont in een andere lidstaat, waarnaar hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert;g) heeft de term „vluchteling” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 juli 1951 te Genève onder­tekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen;

h) heeft de term „staatloze” de betekenis welke daaraan wordt toe­gekend in artikel 1 van het op 28 september 1954 te New York ondertekende Verdrag betreffende de status van staatlozen;

i) wordt onder „gezinslid” verstaan:

1.

i) eenieder die als gezinslid wordt aangemerkt of erkend of als huisgenoot wordt aangeduid door de wetgeving krach­tens welke de prestaties worden verleend;

ii) wat betreft verstrekkingen overeenkomstig titel III, hoofd­stuk 1 inzake prestaties bij ziekte, en moederschapsen daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, eenieder die als gezinslid wordt aangemerkt of erkend dan wel als huisgenoot wordt aangemerkt krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de betrokkene woont.

2. Indien in de krachtens onderdeel 1 toepasselijke wetgeving van een lidstaat geen onderscheid wordt gemaakt tussen ge­zinsleden en de overige personen op wie deze wetgeving van toepassing is, worden de echtgeno(o)t(e), de minderjarige kin­deren en de meerderjarige kinderen die recht op onderhoud hebben, als gezinsleden beschouwd.

3. Indien een persoon volgens de onderdelen 1 en 2 toepasse­lijke wetgeving slechts als gezinslid of huisgenoot wordt be­schouwd wanneer hij bij de verzekerde of de gepensioneerde inwoont, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan indien de betrokkene in hoofdzaak op kosten van de ver­zekerde of de gepensioneerde wordt onderhouden;

j) wordt onder „woonplaats” verstaan de plaats waar een persoon pleegt te wonen;

k) wordt onder „verblijfplaats” verstaan de tijdelijke verblijfplaats;

l) wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „wetgeving” verstaan de wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uit­voeringsmaatregelen die betrekking hebben op de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid.

Contractuele bepalingen vallen niet onder deze term. Wel blijft de term gelden voor contractuele bepalingen die een verzeke­ringsplicht instellen die is afgeleid van de in de eerste zin be­doelde wetten of regelingen die bij een besluit van het bevoegde overheidsorgaan algemeen verbindend zijn verklaard, dan wel een ruimere werkingssfeer hebben gekregen, mits de betrokken lidstaat een verklaring in die zin opstelt waarvan hij de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad van de Europese Unie in kennis stelt. Deze verklaring wordt bekendge­maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie;

m) wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „bevoegde autoriteit” verstaan de minister of ministers, dan wel een andere, vergelijk­bare autoriteit, onder wie in de gehele betrokken staat of in een deel daarvan de regelingen inzake sociale zekerheid ressorteren;

n) wordt onder „Administratieve Commissie” verstaan de commis­sie bedoeld in artikel 71;

o) wordt onder „toepassingsverordening” verstaan de verordening bedoeld in artikel 89;

p) wordt ten aanzien van elke lidstaat onder „orgaan” verstaan het lichaam dat of de autoriteit die belast is met de uitvoering van de gehele wetgeving of een deel daarvan;

q) wordt onder „bevoegd orgaan” verstaan:

i) het orgaan waarbij de betrokkene is verzekerd op het tijdstip waarop hij om prestaties verzoekt,

of

ii) het orgaan ten opzichte waarvan de betrokkene aanspraak op prestaties heeft of zou hebben, indien hij of een of meer van zijn gezinsleden zouden wonen in de lidstaat waar dit orgaan zich bevindt,

of

iii) het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan,

of

iv) indien het een regeling betreft inzake de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de in artikel 3, lid 1, bedoelde prestaties, de werkgever of de betrokken verzekeraar, dan wel bij ontstentenis van dezen, het lichaam dat of de autori­teit die door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat is aangewezen;

r) worden onder „orgaan van de woonplaats” en „orgaan van de verblijfplaats” verstaan, het orgaan dat ter plaatse waar de be­trokkene woont, bevoegd is de prestaties te verlenen, respectie­velijk het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene verblijft, bevoegd is de prestaties te verlenen, volgens de wetgeving die door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een zodanig orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat aangewezen orgaan;

s) wordt onder „bevoegde lidstaat” verstaan de lidstaat waar het bevoegde orgaan zich bevindt;

t) worden onder „tijdvakken van verzekering” verstaan de tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van werkzaamheden in loondienst of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden, die als tijdvakken van verzekering worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijk­gestelde tijdvakken, voorzover zij door die wetgeving als gelijk­gesteld met tijdvakken van verzekering zijn erkend;

u) worden onder „tijdvakken van werkzaamheden in loondienst” en „tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamhe­den” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt op grond van de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvak­ken, voorzover zij door die wetgeving als gelijkgesteld met tijd­vakken van werkzaamheden in loondienst of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend;

v) worden onder „tijdvakken van wonen” verstaan de tijdvakken die als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld;

v bis) onder „verstrekkingen” wordt verstaan:

i) in de zin van titel III, hoofdstuk 1 (prestaties bij ziekte en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuit­keringen): verstrekkingen waarin voorzien wordt door de wet­geving van een lidstaat en welke bedoeld zijn om de kosten van medische verzorging en de met deze verzorging verbon­den producten en diensten te verstrekken, beschikbaar te stel­len, rechtstreeks te betalen of terug te betalen. Daartoe beho­ren verstrekkingen bij langdurige zorg;

ii) in de zin van titel III, hoofdstuk 2 (arbeidsongevallen en beroepsziekten): alle verstrekkingen in verband met arbeids­ongevallen en beroepsziekten zoals die worden omschreven onder punt i) hierboven en waarin wordt voorzien uit hoofde van de regelingen van de lidstaten voor arbeidsongevallen en beroepsziekten;

w) omvat de term „pensioen” tevens renten, als afkoopsom uit­gekeerde bedragen die in de plaats daarvan kunnen treden en terugstortingen van premies of bijdragen, alsmede, behoudens het bepaalde in titel III, verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau of aanvullende uitkeringen;

x) worden onder „uitkeringen bij vervroegde uittreding” verstaan: alle uitkeringen, met uitzondering van een werkloosheidsuit­kering en een vervroegde ouderdomsuitkering, die vanaf een bepaalde leeftijd worden verstrekt aan de werknemer die zijn beroepsactiviteiten heeft verminderd, beëindigd of opgeschort, tot de leeftijd waarop hij recht heeft op een ouderdomspensioen of een vervroegd ouderdomspensioen en waaraan niet de voor­waarde verbonden is dat de rechthebbende zich ter beschikking stelt van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lid­staat; onder een „vervroegde ouderdomsprestatie” wordt verstaan een prestatie die wordt verstrekt voordat de leeftijd is bereikt die normaliter geldt voor het recht op pensioen en die bij het berei­ken van die leeftijd wordt doorbetaald of door een andere ou­derdomsprestatie wordt vervangen;

y) wordt onder „overlijdensuitkering” verstaan een bedrag ineens dat bij overlijden wordt uitgekeerd, met uitzondering van de onder w) bedoelde bedragen die als afkoopsom worden uit­gekeerd;

z) worden onder „gezinsbijslagen” verstaan alle verstrekkingen en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten, met uitzon­dering van voorschotten op onderhoudsbijdragen, en de in bij­lage I vermelde bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie.

Artikel 2

Personele werkingssfeer

1. Deze verordening is van toepassing op onderdanen van een lid­staat, staatlozen en vluchtelingen, die in een van de lidstaten wonen, en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, alsmede op hun gezinsleden en hun nabestaanden.

2. Tevens is deze verordening van toepassing op de nabestaanden van de personen op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is geweest, ongeacht de nationaliteit van die personen, indien hun nabestaanden onderdanen van één van de lidstaten, staatlozen of vluchtelingen zijn die in één van de lidstaten wonen.

Artikel 3

Materiële werkingssfeer

1. Deze verordening is van toepassing op alle wetgeving betreffende de volgende takken van sociale zekerheid:

a) prestaties bij ziekte;

b) moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen;

c) uitkeringen bij invaliditeit;

d) uitkeringen bij ouderdom;

e) uitkeringen aan nabestaanden;

f) prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten;

g) uitkeringen bij overlijden;

h) uitkeringen bij werkloosheid;

i) uitkeringen bij vervroegde uittreding;

j) gezinsbijslagen.

2. Tenzij in bijlage XI anders is bepaald, deze verordening van toe­passing op de algemene en bijzondere stelsels van sociale zekerheid, al dan niet op premie- of bijdragebetaling berustend, alsmede op de stel­sels betreffende de verplichtingen van een werkgever of een reder.

3. Deze verordening is tevens van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, als bedoeld in arti­kel 70.

4. Titel III laat de wettelijke voorschriften van een lidstaat met be­trekking tot de verplichtingen van de reder onverlet.

5. Deze verordening is niet van toepassing op:

a) sociale en medische bijstand of

b) prestaties in verband waarmee een lidstaat de aansprakelijkheid voor aan personen toegebrachte schade op zich neemt en voorziet in schadeloosstelling, zoals voor slachtoffers van oorlogshandelingen en militair optreden of de gevolgen daarvan, slachtoffers van crimi­naliteit, moord of terreurdaden, slachtoffers van schade die hun door overheidsdienaren in functie werd toegebracht, of slachtoffers die om politieke of religieuze redenen of omwille van hun afstamming na­deel werd berokkend.

Artikel 4

Gelijke behandeling

Tenzij in deze verordening anders bepaald, hebben personen op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke lidstaat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat.

Artikel 5

Gelijkstelling van prestaties, inkomsten, feiten en gebeurtenissen

Tenzij in deze verordening anders bepaald en rekening houdend met de bijzondere uitvoeringsbepalingen, geldt het volgende:

a) indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat bepaalde rechtsgevol­gen toekent aan socialezekerheidsprestaties of andere inkomsten, zijn de betreffende bepalingen van die wetgeving ook van toepassing op gelijkgestelde prestaties die krachtens de wetgeving van een andere lidstaat toegekend zijn alsmede op de inkomsten die in een andere lidstaat verworven zijn;

b) indien de wetgeving van de bevoegde lidstaat rechtsgevolgen toekent aan bepaalde feiten of gebeurtenissen, houdt die lidstaat rekening met soortgelijke feiten of gebeurtenissen die zich in een andere lid­staat voordoen alsof zij zich op het eigen grondgebied hebben voor­gedaan.

Artikel 6

Samentelling van tijdvakken

Tenzij in deze verordening anders bepaald, houdt het bevoegde orgaan van een lidstaat waarvan de wetgeving:

- het verkrijgen, het behoud, de duur of het herstel van het recht op prestaties,

- de toepassing van een wetgeving,of

- de toegang tot of de ontheffing van de verplichte, vrijwillig voort­gezette of vrijwillige verzekering,

afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loon­dienst of van wonen, voorzover nodig, rekening met de overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van verzeke­ring, van werkzaamheden in loondienst, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, alsof die tijdvakken overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld.

Artikel 7

Opheffing van de regels inzake de woonplaats

Tenzij in deze verordening anders bepaald, kunnen de uitkeringen ver­schuldigd op grond van de wetgeving van een of meer lidstaten of op grond van deze verordening, niet worden verminderd, gewijzigd, ge­schorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende of de leden van zijn gezin in een andere lidstaat wonen dan die waar zich het orgaan bevindt dat deze uitkering ver­schuldigd is.

Artikel 8

Verhouding tussen deze verordening en andere coördinatie- instrumenten

1. Deze verordening treedt, binnen haar werkingssfeer, in de plaats van verdragen inzake sociale zekerheid die tussen de lidstaten van toe­passing zijn. Niettemin blijven bepaalde bepalingen van verdragen die lidstaten vóór deze verordening van toepassing wordt, hebben gesloten, van toepassing, wanneer zij gunstiger zijn voor de rechthebbenden of indien zij voortvloeien uit specifieke historische omstandigheden en een in de tijd beperkt effect hebben. Om van kracht te blijven moeten die bepalingen in bijlage II worden vermeld. Indien het op objectieve gron­den eventueel mogelijk is enkele van deze bepalingen uit te breiden tot alle personen waarop de verordening van toepassing is, dan wordt dit aangegeven.

2. Twee of meer lidstaten kunnen zo nodig onderlinge verdragen sluiten die berusten op de beginselen van deze verordening en die in overeenstemming zijn met de geest ervan.

Artikel 9

Verklaringen van de lidstaten over de werkingssfeer van deze verordening

1. De lidstaten stellen de Europese Commissie schriftelijk in kennis van verklaringen die worden afgelegd in overeenstemming met artikel 1, onder l), van wetgeving en regelingen als bedoeld in artikel 3, van verdragen als bedoeld in artikel 8, lid 2, van minimumuitkeringen als bedoeld in artikel 58, en van het ontbreken van een verzekeringsstelsel zoals bedoeld in artikel 65 bis, lid 1, alsmede van inhoudelijke wijzi­gingen. Dergelijke kennisgevingen zullen de datum waarop deze ver­ordening van toepassing zal zijn op de in de verklaringen van de lid­staten genoemde regelingen, vermelden.

2. Deze kennisgevingen worden jaarlijks aan de Europese Commissie verstrekt en er zal de nodige publiciteit aan worden gegeven.

Artikel 10

Voorkoming van samenloop van prestaties

Tenzij anders bepaald, kan krachtens deze verordening geen recht wor­den verkregen of behouden op verscheidene prestaties van dezelfde aard die betrekking hebben op eenzelfde tijdvak van verplichte verzekering

TITEL II

VASTSTELLING VAN DE TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 11

Algemene regels

1. Degenen op wie deze verordening van toepassing is, zijn slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. Welke die wetgeving is, wordt overeenkomstig deze titel vastgesteld.

2. Voor de toepassing van deze titel worden de personen die een uitkering ontvangen omdat of als gevolg van het feit dat zij een werk­zaamheid uitvoeren in loondienst of een werkzaamheid anders dan in loondienst, beschouwd als personen die die werkzaamheid verrichten. Deze regel geldt niet voor uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom of aan nabestaanden, prestaties in verband met arbeidsongevallen en beroeps­ziekten, of prestaties bij ziekte voor behandeling voor onbepaalde tijd.

3. Behoudens de artikelen 12 tot en met 16:

a) geldt voor degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst ver­richt in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat;

b) geldt voor ambtenaren de wetgeving van de lidstaat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert;

c) geldt voor degene die een werkloosheidsuitkering ontvangt overeen­komstig artikel 65 volgens de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, de wetgeving van die lidstaat;

d) geldt voor degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opge­roepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een lid­staat, de wetgeving van die lidstaat;

e) geldt voor eenieder op wie de bepalingen van de onderdelen a) tot en met d) niet van toepassing zijn, de wetgeving van de lidstaat van zijn woonplaats, onverminderd andere bepalingen van deze verordening die hem prestaties garanderen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten.

4. Voor de toepassing van deze titel worden al dan niet in loondienst verrichte werkzaamheden die normaliter plaatsvinden aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart, beschouwd als werk­zaamheden die worden verricht in die lidstaat. Niettemin geldt voor degene die werkzaamheden in loondienst verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een lidstaat vaart en voor die werk­zaamheden wordt betaald door een onderneming of een persoon die zijn zetel of domicilie in een andere lidstaat heeft, de wetgeving van laatst­genoemde lidstaat, indien hij zijn woonplaats in die lidstaat heeft. De onderneming of de persoon die het loon betaalt, wordt voor de toepas­sing van genoemde wetgeving als werkgever aangemerkt.

5. Werkzaamheden van een lid van het cockpit- of het cabineper­soneel dat met betrekking tot luchtpassagiers of luchtvrachtvervoer dien­sten verricht, worden beschouwd als werkzaamheden die worden ver­richt in de lidstaat waar het lid zijn thuisbasis heeft zoals omschreven in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 3922/91.

Artikel 12

Bijzondere regels

1. Degene die werkzaamheden in loondienst verricht in een lidstaat voor rekening van een werkgever die daar zijn werkzaamheden norma­liter verricht, en die door deze werkgever wordt gedetacheerd om voor zijn rekening werkzaamheden in een andere lidstaat te verrichten, blijft onderworpen aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat, mits de te verwachten duur van die werkzaamheden niet meer dan 24 maanden bedraagt en de betrokkene niet wordt uitgezonden om een andere ge­detacheerde persoon te vervangen

2. Op degene die in een lidstaat werkzaamheden anders dan in loon­dienst pleegt te verrichten en werkzaamheden van gelijke aard in een andere lidstaat gaat verrichten, blijft de wetgeving van eerstbedoelde lidstaat van toepassing, mits de te verwachten duur van die werkzaam­heden niet meer dan vierentwintig maanden bedraagt.

Artikel 13

Verrichten van werkzaamheden in twee of meer lidstaten

1. Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden in loon­dienst pleegt te verrichten, is van toepassing:

a) de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht, of

b) indien hij niet een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in de lidstaat waar hij woont:

i) de wetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de onderneming of de werkgever zich bevindt, indien hij in dienst is van één onderneming of werkgever, of

ii) de wetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de ondernemingen of de werkgevers zich bevindt, indien hij in dienst is van twee of meer ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie in slechts één lidstaat hebben, of

iii) de wetgeving van de lidstaat waar de zetel of het domicilie van de onderneming of de werkgever zich bevindt, niet zijnde de lidstaat waar hij woont, indien hij in dienst is van twee of meer ondernemingen of werkgevers die hun zetel of domicilie hebben in twee lidstaten, waarvan één de lidstaat is waar de betrokkene woont, of

iv) de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij in dienst is van twee of meer ondernemingen of werkgevers, waarvan ten minste twee hun zetel of domicilie in verschillende lidstaten hebben, niet zijnde de lidstaat waar de betrokkene woont.

2. Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing:

a) de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht,

of

b) de wetgeving van de lidstaat waar zich het centrum van belangen van zijn werkzaamheden bevindt, indien hij niet woont in een van de lidstaten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht.

3. Op degene die in verschillende lidstaten werkzaamheden in loon­dienst en werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waar hij werkzaamheden in loondienst verricht of, indien hij dergelijke werkzaamheden verricht in twee of meer lidstaten, de overeenkomstig lid 1 vastgestelde wetge­ving.

4. Op degene die werkzaam is als ambtenaar in een lidstaat en al dan niet in loondienst een werkzaamheid verricht in een of meer andere lidstaten is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waaronder de dienst ressorteert waarbij hij werkzaam is.

5. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde personen worden voor de toepassing van de overeenkomstig deze bepalingen vastgestelde wetge­ving beschouwd alsof zij de bedoelde werkzaamheden volledig verricht­ten in de betrokken lidstaat en daar al hun inkomsten verkregen.

Artikel 14

Vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

1. De artikelen 11 tot en met 13 zijn niet van toepassing op vrijwil­lige of vrijwillig voortgezette verzekering, tenzij voor één van de in artikel 3, lid 1, bedoelde takken van sociale zekerheid in een lidstaat slechts een stelsel van vrijwillige verzekering bestaat.

2. Wanneer de betrokkene krachtens de wetgeving van een lidstaat in die lidstaat verplicht verzekerd is, kan hij in een andere lidstaat niet deelnemen aan een stelsel van vrijwillige of vrijwillig voortgezette ver­zekering. In alle overige gevallen waar voor een bepaalde tak van sociale zekerheid de keuze bestaat tussen verschillende stelsels van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, wordt de betrokkene alleen toegelaten tot het stelsel dat hij heeft gekozen.

3. Wat invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen betreft, kan de betrokkene evenwel worden toegelaten tot de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering van een lidstaat, zelfs indien hij ver­plicht verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere lidstaat, voorzover hij op een bepaald ogenblik tijdens zijn loopbaan onderwor­pen is geweest aan de wetgeving van de eerstbedoelde lidstaat op grond van of ten gevolge van een al dan niet in loondienst verrichte werk­zaamheid, wanneer deze gelijktijdige aansluiting krachtens de wetgeving van de eerste lidstaat uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt toegelaten.

4. Indien op grond van de wetgeving van een lidstaat de toegang tot een vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering afhankelijk is van het wonen in die lidstaat of van eerdere al dan niet in loondienst ver­richte werkzaamheden, is artikel 5, onder b), uitsluitend van toepassing op personen die op enig moment in het verleden onderworpen zijn geweest aan de wetgeving van die lidstaat omdat zij daar al dan niet in loondienst werkzaamheden hebben verricht.

Artikel 15

Bijzondere regels inzake de arbeidscontractanten van de Europese Gemeenschappen

De arbeidscontractanten van de Europese Gemeenschappen mogen met betrekking tot andere bepalingen dan die betreffende de gezinsbijslagen, die worden verstrekt krachtens de op hen toepasselijke regeling, kiezen tussen toepassing van de wetgeving van de lidstaat waar zij werkzaam zijn, en toepassing van de wetgeving van de lidstaat waaraan zij het laatst onderworpen waren of van de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn. Dit keuzerecht, dat slechts eenmaal mag worden uitge­oefend, wordt op de dag van hun indiensttreding van kracht.

Artikel 16

Uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15

1. Twee of meer lidstaten, de bevoegde autoriteiten van deze lid­staten of de door deze autoriteiten aangewezen instellingen kunnen in onderlinge overeenstemming in het belang van bepaalde personen of groepen personen, uitzonderingen op de artikelen 11 tot en met 15 vaststellen.

2. Degene die recht heeft op een pensioen krachtens de wetgevingen van een of meer lidstaten en die in een andere lidstaat woont, kan op zijn verzoek worden vrijgesteld van de toepassing van de wetgeving van deze laatste lidstaat mits hij niet op grond van de verrichting van een werkzaamheid, al dan niet in loondienst, aan deze wetgeving is onder­worpen.

(…)

ELYSIUM zapewnia firmom delegującym pełne wsparcie w zakresie prawidłowego naliczania płac dla pracowników, zleceniobiorców i pracowników tymcza­sowych delegowanych za granicę.

  • ELYSIUM – to jedyny system płacowy uwzględnia­jący zmiany w przepisach o delegowaniu
  • ELYSIUM umożliwia firmie samodzielne i elastycz­ne dopasowanie zasad wyliczeń oraz dokumentów generowanych przez system płacowy
  • ELYSIUM liczy płace zgodnie z przepisami polski­mi oraz zgodnie z przepisami wszystkich państw członkowskich UE
  • ELYSIUM pozwala na elastyczność w konfiguro­waniu zasad rozliczania płac na nowych rynkach z uwzględnieniem różnych składników wynagro­dzeń
  • ELYSIUM generuje dokumenty miesięczne we wszystkich językach UE i zgodnie z przepisami wszystkich państw członkowskich UE
  • ELYSIUM zawiera różne moduły optymalizacyjne zgodne z regulacjami państw przyjmujących
  • ELYSIUM dostosowany jest do nowych przepisów o delegowaniu, które weszły w życie w 2020 r.
  • ELYSIUM nalicza płace uwzględniając wszystkie składniki wynagrodzeń i dodatki obowiązujące w państwach, do których delegowani są pracownicy
  • ELYSIUM jako jedyny system płacowy w Europie korzysta z permanentnego wsparcia Kancelarii Brighton&Wood: www.BrightonWood.com
  • Dokumentację oraz pełną obsługę użytkowni­ków ELYSIUM w postępowaniach kontrolnych w Europie zapewnia Kancelaria Brighton&Wood: www.BrightonWood.com 

Więcej informacji: www.Elysium-Europe.eu

Kancelaria Brighton&Wood zapewnia fir­mom delegującym:

  • legalne i zyskowne modele delegowania za granicę,
  • optymalizację kosztów związanych z delegowa­niem,
  • sprawdzoną w wielu postępowaniach kontrolnych i sądowych dokumentację dla pracowników, zlece­niobiorców i pracowników tymczasowych delego­wanych za granicę,
  • dokumentację kontraktową,
  • konsultacje na temat prawidłowego i zyskownego delegowania pracowników za granicę,
  • dostęp do wiedzy na temat regulacji w państwach, do których delegowani są pracownicy,
  • dostęp do regulacji państw przyjmujących w zakre­sie stawek minimalnych, czasu pracy, dodatków i innych przepisów, do których stosowania zobligo­wani są polscy przedsiębiorcy,
  • audyty dla firm delegujących w zakresie prawidło­wości i opłacalności delegowania,
  • audyty dla kontrahentów n/t poprawności delego­wania przez polską firmę,
  • certyfikację w zakresie zgodności z normą |CBE-2020 [Cross-Border Employment] Construction, Infrastructure & Energy| 

Więcej informacji: www.BrightonWood.com